Historie Mooi Zeegse

Kampeervereniging Mooi Zeegse is opgericht in 1932. (oprichtingsvergadering) De eerste voorzitter van de vereniging was de heer J. Menkveld. Hij bleef bestuurslid tot zijn overlijden in 1947. Men besluit een boom ter nagedachtenis te plaatsen op de brink. Boermarke wil dit niet, dus werd in datzelfde jaar een zilverspar geplant met een gedenksteen aan de Zandrivier geplaatst.

Tot op de dag van vandaag is het monument te bewonderen, hoewel in 2010 wel een nieuwe boom (een rode beuk) is geplant door de familieleden van de eerste voorzitter. Menkveld was zeer belangrijk voor Mooi Zeegse. Zo was hij de initiatiefnemer voor de aanleg van de eerste loods in 1938, het eerste onroerend goed van de vereniging. Daarnaast heeft Menkveld veel van de eerste kinderziektes van Mooi Zeegse verholpen.

Op 14 februari 1934 zijn er al eenentwintig leden en vijf bestuursleden. De achttien introducés wordt gevraagd lid te worden of de vergadering te verlaten, hetgeen niet wordt gewaardeerd, waarop ze met dwang moeten worden verwijderd.

De oprichtingsvergadering
De eerste officiële vergadering was op 16 dec. In cafe “De Pool” aan de Grote Markt in Groningen. Voorzitter was de heer Menkveld. Er was niet veel deelname, want recreanten van de tenten waren niet welkom, wel huisje bezitters. Bij die eerste vergadering was de burgemeester van Vries ook aanwezig.
Enkele voorschriften uit die tijd:
1. Niet zonder vergunning kamperen
2. Alleen gedogen van kampeerders die de goede orde en zeden niet verstoorden
(personen van tweeërlei kunne mogen niet in 1 tent)
3. Niet alleen in zwembroek verschijnen
4. Geen nering doen
5. Geen propaganda voor politieke partijen
6. Afval mag niet (meer) worden begraven
7. Maatregelen nemen om bos- en heidebrand te voorkomen
De burgemeester zorgde voor verdere uitwerking van de regels en statuten.

Wat deden de leden als ze op Mooi Zeegse waren? Wandelen, fietsen en het bezoeken van nabijgelegen dorpen en markten waren populaire activiteiten. Daarnaast gingen veel leden geregeld zwemmen. Op het terrein zelf was geen zwembad. Daarom gingen de gasten vaak naar het natuurbad bij Tynaarlo of naar de Drentsche Aa. Een andere zwemgelegenheid lag bij de camping ‘t Veenmeer. Hiervoor moest wekelijks een vergunning worden gehaald bij de veldwachter. Tijdens de bezetting controleerde de veldwachter of de personen in kwestie niet in het opsporingsregister stond. Dit leidde tot de nodige onrust onder de kampeerders – straks zou iemand onverhoopt op de lijst staan.

Het grootste deel van het leven speelde echter af op de vereniging zelf. Langdurige vriendschappen werden gesmeed tussen de leden. Dit is de reden dat nog altijd generatie op generatie naar Mooi Zeegse komt. Zo kwamen de schoonouders van mevrouw Vedder naar Zeegse en staan haar kinderen en een van de kleinkinderen ook op het terrein.

De tenthuisjes en houten huisjes die vandaag de dag op Mooi Zeegse staan, waren er nog niet in 1932. De meeste gasten kampeerden in tenten – slechts enkele leden hadden een permanent zomerhuisje. Na de Tweede Wereldoorlog begon langzaamaan de ontwikkeling van tenten tot tenthuisjes. In eerste instantie waren dit linnen huisjes met houten frontjes en raampjes en een deur. In de loop der tijd ontwikkelde dit door tot de tenthuisjes die tegenwoordig op het terrein staan. In de jaren zestig werden de meeste huisjes van hout gebouwd. Triplex kwam in een later stadium en uiteindelijk kregen de meeste huisjes een basis van hardboard bekleed met hetzelfde zeil waar vrachtwagens van zijn gemaakt. Zelfs anno 2015 is dit proces nog altijd gaande. De laatste jaren zijn er een aantal nieuwe houten huisjes bijgekomen. Deze zijn natuurlijk wel gebouwd in een stijl die bij Mooi Zeegse past. Dit betekent dat ze met schotten zijn opgezet en niet groter dan 30 m² in oppervlakte zijn.

Impact van de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog had de nodige gevolgen voor kampeervereniging Mooi Zeegse. Toen de eerste feestroes van de bevrijding voorbij was, werd de toestand van het terrein opgenomen. Al gauw bleek dat bijna alles wat de vereniging had opgebouwd was verdwenen. De permanente zomerhuisjes waren tijdens de oorlog door de NSB gevorderd. Een van de figuren die daar zat had zichzelf opgeworpen als ‘verwalter’, een zogenaamde ‘beheerder of zaakwaarnemer’ die het recht had de onroerende goederen van een vijandelijke of Joodse bedrijven te verwerven en te verkopen. Deze verwalter had de loods waarin goederen en hout lag opgeslagen flink geplunderd.

Daarnaast moesten na de oorlog vele herstelwerkzaamheden worden verricht aan de waterpompen en de loods. Al sinds de oprichting van Mooi Zeegse regelen de leden zelf de aanleg en het onderhoud van benodigde voorzieningen en de omgeving. Ieder lid voert jaarlijks verplicht een aantal uur vrijwilligerswerk uit. Zo werden ook de herstelwerkzaamheden door de leden zelf gedaan. Dit systeem is mogelijk omdat de meeste leden een praktisch beroep beoefenen in het dagelijks leven. Velen zijn schilder, bouwvakker of hebben een vergelijkbaar beroep. Ook was er vlak na de oorlog een bakker bij de vereniging. Deze bakker in kwestie, de heer Bolt, was zo vriendelijk tijdens de eerste feestavond na de oorlog koeken zonder voedselbonnen beschikbaar te stellen.

Binnen enkele jaren na het herstel van de loods ging het bergopwaarts met de vereniging. De gerepareerde loods bleek al gauw te klein door een aanwas van nieuwe kampeerders. Hierop werd besloten de loods flink uit te breiden. Ook deze uitbouw werd uiteraard door de leden zelf opgepakt. In 1947 schrok het bestuur van de vereniging van een behoorlijk aantal opzeggingen van het lidmaatschap. Dit bleken echter voornamelijk de bezitters van de permanente huisjes te zijn – de huisjes waren door de overheid gevorderd in verband met de woningschaarste en waren de eerstvolgende jaren niet beschikbaar voor de recreatie. Deze pechvogels hadden dus zowel tijdens als de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog geen beschikking over hun zomerhuisjes.

Het recreatielandschap van het Drentsche Aa-gebied
Een interdisciplinair onderzoek naar de historische ontwikkeling van de relatie tussen de recreatie en het landschap in het Drentsche Aa-gebied tussen 1901 en 1980